De cruise control kan snelheden van ca. 40 tot 200 km/h opslaan en aanhouden.
Tijdens het bergop- en bergafwaarts rijden kan van de opgeslagen snelheden worden afgeweken.
Om veiligheidsredenen kan de cruise control pas worden ingeschakeld nadat het rempedaal eenmaal werd bediend.
De cruise control niet inschakelen wanneer het aanhouden van een constante snelheid onverstandig is.
Bij een automatische versnellingsbak activeert u de cruise control alleen in de automatische modus.
Controlelamp .
Inschakelen
Druk bovenaan op tuimelschakelaar
, controlelampje
wordt wit.
Activering
Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden. De controlelamp
brandt groen. U kunt het gaspedaal
loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door gas te geven. Na het loslaten van het gaspedaal wordt opnieuw de opgeslagen snelheid aangehouden.
Er kan worden geschakeld terwijl de cruise control ingeschakeld is.
Snelheid verhogen
Houd, terwijl de cruise control actief is, het stelwiel naar RES/+ gedraaid of draai het meermaals kort naar RES/+: de snelheid loopt continu of in kleine stappen op.
U kunt ook tot de gewenste snelheid accelereren en deze opslaan door het stelwiel naar RES/+ te draaien.
Snelheid verlagen
Houd, terwijl de cruise control actief is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of draai het meermaals kort naar SET/-: de snelheid neemt continu of in kleine stappen af.
Deactivering
Druk op toets , controlelampje
wordt wit. De cruise control is gedeactiveerd.
De opslagen snelheid wordt in het geheugen opgeslagen.
Automatisch uitschakelen:
Opgeslagen snelheid hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+ bij een snelheid boven 40 km/h. De opgeslagen snelheid wordt bereikt. Als het verschil tussen de actuele snelheid en de opgeslagen snelheid meer is dan 40 km/h, kan de auto de opgeslagen snelheid niet hervatten.
Uitschakelen
Druk onderaan op tuimelschakelaar
, controlelampje
gaat uit. De opslagen
snelheid wordt gewist. Het uitschakelen
van het contact wist ook de
opgeslagen snelheid.
Traction Control De Traction Control (TC) verhoogt zo nodig de stabiliteit, ongeacht het type wegdek of de grip van de banden, door te voorkomen dat de aangedreven wielen doorslaan. Zodra de ...
Parkeerhulp De parkeerhulp meet de afstand tussen de auto en eventuele obstakels erachter, wat het parkeren vergemakkelijkt, en geeft geluidssignalen. De bestuurder is en blijft echter vera ...
Mazda 3 (BM/BN) Instructieboekje (2013-2019). Activering/deactivering
OPMERKING
Wanneer het contact uit wordt gezet, wordt de systeemtoestand
aangehouden die bestond alvorens het werd uitgeschakeld.
Als
bijvoorbeeld het contact uit wordt gezet terwij ...
Mazda 3 (BM/BN) Instructieboekje (2013-2019). Koplampsproeier
De motor dient gestart te zijn en de koplampen dienen ingeschakeld te
zijn.
Als u de koplampsproeiers wilt gebruiken, de ruitenwisserhendel
tweemaal naar u toe trekken.
OPMERKING
...