Benzinemotor, LDD
Benzinemotor, LUJ en LUV
Benzinemotor, LDE en 2H0
Benzinemotor, LXT
Dieselmotor, LUD en LKR
Dieselmotor, LNP
Motorolie
Controleer het oliepeil regelmatig om schade aan de motor te voorkomen.
Gebruik olie met de juiste specificatie.
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen.
Alleen op een vlakke ondergrond controleren. De motor moet op bedrijfstemperatuur zijn en minstens 10 minuten uitgeschakeld zijn geweest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot aan de aanslag van de handgreep weer insteken, opnieuw uittrekken en het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag van de handgreep insteken en een halve slag draaien.
Afhankelijk van de motor worden er verschillende oliepeilstokken gebruikt.
Wanneer het motoroliepeil tot het merkteken MIN is gedaald, dan motorolie bijvullen.
Wij raden u aan dezelfde soort olie te nemen als voor de laatste olieverversing is gebruikt.
De motorolie mag niet hoger staan dan het bovenste merkteken MAX op de peilstok.
Voorzichtig Een teveel aan motorolie moet worden afgetapt of afgezogen. |
Inhouden.
Motoroliedop recht terugplaatsen en vastdraaien.
Voorzichtig
Bij het oprijden van een helling
wordt mogelijk het codenummer
79 weergegeven in het Driver Information
Centre (DIC).
Als het codenummer weer verdwijnt wanneer u op een horizontaal weggedeelte rijdt, dient u geen motorolie bij te vullen. |
Motorluchtfilter
Om het motorluchtfilter te vervangen 6 boutjes losdraaien en filterhuis demonteren.
Koelvloeistof
De koelvloeistof biedt vorstbescherming tot ca. –27 °C.
Anti-vries van een goede concentratie gebruiken.
Voorzichtig Alleen goedgekeurde antivries gebruiken. |
Koelvloeistofpeil
Voorzichtig Een te laag koelvloeistofpeil kan motorschade veroorzaken. |
Bij een koud koelsysteem moet de koelvloeistof boven de vulstreep staan. Bijvullen als het peil te laag is.
Waarschuwing Vóór het openen van de dop de motor laten afkoelen. Dop voorzichtig openen zodat de druk langzaam kan ontsnappen. |
Bijvullen met een mengsel van gedestilleerd water en een type antivries dat goedgekeurd is voor de auto. Dop goed vastdraaien. Antivriesgehalte door een werkplaats laten controleren en oorzaak van het koelvloeistofverlies laten verhelpen.
Stuurbekrachtigingsvloeistof
Voorzichtig Zeer kleine hoeveelheden vuildeeltjes kunnen schade aan de stuurinrichtingssysteem veroorzaken, waardoor het niet meer goed werkt. Voorkom dat vuildeeltjes in contact komen met de vloeistofzijde van de reservoirdop/peilstok of dat ze in het reservoir terechtkomen. |
Dop losdraaien en verwijderen. Peilstok afvegen en de dop in het reservoir steken. Dop weer losdraaien, verwijderen en stuurbekrachtigingsvloeistofpeil aflezen.
De stuurbekrachtigingsvloeistof moet tussen de merktekens MIN en MAX staan.
Bij een te laag vloeistofpeil de hulp van een werkplaats inroepen.
Sproeiervloeistof
Vul met geconcentreerde ruitensproeiervloeistof.
Remmen
Wanneer de remblokken de minimumdikte
bereiken, brandt .
Verder rijden is mogelijk maar laat de remblokken zo spoedig mogelijk vervangen.
Na de montage van nieuwe remblokken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof
Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en lakwerk vermijden. |
De remvloeistof moet tussen de merktekens MIN en MAX staan.
Bij het bijvullen schoon te werk gaan, omdat verontreinigde remvloeistof storingen in het remsysteem tot gevolg kan hebben. Oorzaak van het remvloeistofverlies door een werkplaats laten verhelpen.
Gebruik alleen hoogwaardige remvloeistof die is goedgekeurd voor de auto, rem- en koppelingsvloeistof.
Accu
Auto's zonder stop-startsysteem zijn uitgerust met een loodzuuraccu. Auto's met stop-startsysteem zijn uitgerust met een AGM-accu die geen loodzuuraccu is.
De accu van de auto is onderhoudsvrij als de accu tijdens de ritten voldoende wordt bijgeladen. Bij veelvuldige starts en korte ritten raakt de accu mogelijk ontladen. Vermijd het gebruik van onnodige elektrische verbruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil thuis. Ze moeten via speciale inzamelpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan 4 weken achtereen stilstaat, kan de accu ontladen raken. Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgeschakeld contact aansluiten en loskoppelen.
Waarschuwing
Brandende objecten uit de buurt
houden van de accu om ontploffing
tegen te gaan. Bij een explosie
van de accu kan schade aan
de auto en ernstig of dodelijk letsel
ontstaan.
Contact met ogen, huid, textiel en lakwerk vermijden. De vloeistof bevat zwavelzuur, dat bij direct contact persoonlijk letsel en schade aan de auto kan veroorzaken. Bij huidcontact het getroffen gebied met water schoonwassen en onmiddellijk medische hulp inroepen. Uit de buurt van kinderen houden. Een geopende accu niet kantelen. |
Ontlaadbeveiliging van accu.
Accu vervangen
Let op Elke afwijking van de in deze paragraaf gegeven instructies kan leiden tot een tijdelijke uitschakeling van het stop-startsysteem.
Let er bij het vervangen van de accu op dat er bij de pluspool geen luchtroosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet deze met een afdekkap worden afgesloten en moet de ventilatie bij de minpool worden geopend.
Gebruik alleen accu's waarbij het mogelijk is de zekeringhouder boven de accu te monteren.
Vervang bij auto’s met een Stop/ Start-systeem de accu van het type AGM (Absorptive Glass Mat) weer door een AGM-accu.
U kunt een AGM-accu herkennen aan het woord AGM op het acculabel. Wij adviseren een originele Chevrolet accu te gebruiken.
Let op Als u een andere AGM-accu gebruikt dan de originele Chevroletaccu, is het mogelijk dat het Stop/ Start-systeem slechter presteert.
Wij adviseren de accu door een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem.
Accu opladen
Waarschuwing Bij auto's met een stop-startsysteem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt overschrijdt wanneer u een accuoplader gebruikt. Anders kan de accu beschadigd raken. |
Starthulp gebruiken.
Waarschuwingssticker
Betekenis van de symbolen:
Explosieve gassen kunnen aanleiding geven tot blindheid of letsel.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
Na het leegrijden van de tank moet het dieselbrandstofsysteem worden ontlucht. Het contact driemaal 15 seconden per keer aanzetten. Motor vervolgens maximaal 40 seconden starten. Deze procedure na minstens 5 seconden herhalen.
Slaat de motor niet aan, dan de hulp van een werkplaats inroepen.
Wisserblad vervangen
Wisserarm optillen. Ontgrendelingshendeltje indrukken en wisserblad loshaken.
Wisserblad achterruit
Wisserarm optillen. Wisserblad loshaken zoals op de afbeelding wordt getoond en verwijderen.
Maak het ruitenwisserblad in een lichte hoek vast aan de ruitenwisserarm en druk het in tot het vastklikt.
Laat de wisserarm voorzichtig zakken.
Gloeilamp vervangen
Contact uitschakelen en desbetreffende schakelaar uitschakelen of portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken! Het glas van de gloeilamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type gloeilamp gebruiken.
Vervang de gloeilampen van de koplampen vanuit de motorruimte.
Halogeenkoplampen
Grootlicht en dimlicht
1. Stekker van gloeilamp loshalen.
2. Koplampafdekking verwijderen.
3. Draadveerklem indrukken, losklikken en omhoogklappen.
4. Gloeilamp uit reflectorhuis verwijderen.
5. Bij het aanbrengen van de nieuwe gloeilamp de lipjes in de uitsparingen van het reflectorhuis steken.
6. Draadveerklem vastklikken.
7. Koplampafdekking aanbrengen en vastdraaien.
8. Stekker aan gloeilamp bevestigen.
Stadslichten
1. Stekker van gloeilamp loshalen.
2. Koplampafdekking verwijderen.
3. Lamphouder zijmarkeringslicht uit reflectorhuis verwijderen.
4. Gloeilamp uit lamphouder verwijderen.
5. Nieuwe gloeilamp plaatsen.
6. Lamphouder in reflectorhuis aanbrengen.
7. Koplampafdekking aanbrengen en vastdraaien.
8. Stekker aan gloeilamp bevestigen.
Richtingaanwijzers vooraan en parkeerlichten
1. Lamphouder linksom draaien en losmaken.
2. Gloeilamp iets in lamphouder duwen, linksom draaien, verwijderen en nieuwe gloeilamp plaatsen.
3. Lamphouder in reflectorhuis plaatsen en rechtsom vergrendelen.
Mistlampen
Gloeilampen door een werkplaats laten vervangen.
Achterlichten
4-deurs
1. Beide afdekkingen openen.
2. Beide boutjes losdraaien.
3. Achterlicht-unit verwijderen. De kabelgeleider moet op zijn plaats blijven zitten.
4. Achteruitrijlicht (1) Richtingaanwijzer (2) Achterlicht/remlicht (3)
5. Lamphouder linksom draaien.
6. Lamphouder verwijderen. Gloeilamp iets in lamphouder duwen, linksom draaien, verwijderen en nieuwe gloeilamp plaatsen.
7. Lamphouder in de achterlicht-unit steken en vastschroeven. Stekker aansluiten. Achterlicht-unit in carrosserie aanbrengen en boutjes vastdraaien. Afdekkingen sluiten en vastklikken.
8. Contact inschakelen, verlichting activeren en controleren of alle lampen werken.
Lichteenheid in de achterklep
Mistachterlicht/achteruitrijlicht, afhankelijk van de zijde.
1. Bekledingspanelen van het kofferdeksel verwijderen.
2. Lamphouder linksom draaien.
3. Lamphouder verwijderen. Gloeilamp iets in lamphouder duwen, linksom draaien, verwijderen en nieuwe gloeilamp plaatsen.
4. Lamphouder in kofferdeksel aanbrengen.
Bekledingspanelen op binnenkant kofferdeksel terugplaatsen.
5. Contact inschakelen, verlichting activeren en controleren of alle lampen werken.
5-deurs hatchback
1. Open de drie deksels.
2. Draai de drie schroeven los.
3. Achterlicht-unit verwijderen. De kabelgeleider moet op zijn plaats blijven zitten.
4. Richtingaanwijzer (1) Achterlicht/remlicht (2)
5. Lamphouder linksom draaien.
6. Lamphouder verwijderen. Gloeilamp iets in lamphouder duwen, linksom draaien, verwijderen en nieuwe gloeilamp plaatsen.
7. Lamphouder in de achterlicht-unit steken en vastschroeven. Stekker aansluiten. Achterlicht-unit in carrosserie aanbrengen en boutjes vastdraaien. Afdekkingen sluiten en vastklikken.
8. Contact inschakelen, verlichting activeren en controleren of alle lampen werken.
Achteruitrijlicht Laat de gloeilamp door een werkplaats vervangen.
Mistachterlicht Laat de gloeilamp door een werkplaats vervangen.
Stationwagon
1. Beide afdekkingen openen.
2. Beide boutjes losdraaien.
3. Achterlicht-unit verwijderen. De kabelgeleider moet op zijn plaats blijven zitten.
4. Richtingaanwijzer (1) Achterlicht/remlicht (2)
5. Lamphouder linksom draaien.
6. Lamphouder verwijderen. Gloeilamp iets in lamphouder duwen, linksom draaien, verwijderen en nieuwe gloeilamp plaatsen.
7. Lamphouder in de achterlicht-unit steken en vastschroeven. Achterlicht- unit in carrosserie aanbrengen en boutjes vastdraaien. Afdekkingen sluiten en vastklikken.
8. Contact inschakelen, verlichting activeren en controleren of alle lampen werken.
Lichteenheid in de achterklep
1. Open de achterklep en verwijder de afdekking van de betreffende zijde.
2. Verwijder gloeilamphouder door deze linksom te draaien. Vervang de gloeilamp door deze iets in de fitting te drukken en linksom te draaien:
Mistachterlicht/achteruitrijlicht (1), afhankelijk van de zijde.
Achterlicht (2).
3. Breng de lamphouder aan en draai deze rechtsom. Bevestig de afdekking.
4. Contact inschakelen, verlichting activeren en controleren of alle lampen werken.
Zijknipperlichten
Kentekenverlichting
4-deurs
1. Beide boutjes losdraaien.
2. Lamphuis naar beneden toe verwijderen, hierbij niet aan de kabel trekken.
Lamphouder linksom losdraaien.
3. Gloeilamp uit lamphouder nemen en nieuwe gloeilamp plaatsen.
4. Lamphouder in lamphuis plaatsen en rechtsom draaien.
5. Lamphouder aanbrengen en met een schroevendraaier vastdraaien.
5-deurs hatchback, stationwagon
1. Schroevendraaier in lamphuis steken, opzij duwen en veer ontgrendelen.
2. Lamphuis naar beneden toe verwijderen, hierbij niet aan de kabel trekken.
3. Lamphouder linksom losdraaien.
4. Gloeilamp uit lamphouder nemen en nieuwe gloeilamp plaatsen.
5. Lamphouder in lamphuis plaatsen en rechtsom draaien.
6. Lamphuis plaatsen en vergrendelen.
Binnenverlichting
Interieurverlichting, leeslampjes Gloeilampen door een werkplaats laten vervangen.
Bagageruimteverlichting
1. Lampelement met schroevendraaier loswerken.
2. Gloeilamp voorzichtig in de richting van de veerklem drukken en verwijderen.
3. Nieuwe gloeilamp plaatsen.
4. Lampelement aanbrengen.
Instrumentenverlichting
Gloeilampen door een werkplaats laten vervangen.
Werkzaamheden uitvoeren Waarschuwing Controles in de motorruimte alleen met uitgeschakelde ontsteking uitvoeren. De koelventilator kan ook bij uitgeschakelde ontsteking ga ...
Zekeringen Controleren of het opschrift op de vervangende zekering overeenkomt met dat op de defecte zekering. Er zitten twee zekeringenkasten in de auto: linksvoor in de motorruimte, in ...
Mazda 3 (BM/BN) Instructieboekje (2013-2019). Onderhoud van plastic onderdelen
OPGELET
Gebruik geen polijstmiddelen.
Afhankelijk van de bestanddelen van
het product, kunnen deze verkleuring, vlekken, barsten of
afschilfering van de laklaag veroorzaken.
...
Mazda 3 (BM/BN) Instructieboekje (2013-2019). Schuifdak
Het schuifdak kan alleen elektrisch geopend of gesloten worden wanneer het
contact op ON staat.
WAARSCHUWING
Laat tijdens het rijden passagiers niet rechtop staan
en geen delen ...