RUITENWISSERS/-SPROEIER
De ruitenwissers kunnen alleen werken met de contactsleutel in de stand MAR.
De rechter hendel kan in vijf verschillende standen worden gezet fig. 37:
Draai, met de hendel in stand B, de draaischakelaar F in één van vier mogelijke snelheden om de werking met interval te selecteren:
= lage snelheid met interval
= langzaam wissen met interval.
= gemiddelde
snelheid met interval
=
hoge snelheid met interval.
De tijdelijke snelle wisstand E blijft actief zolang de hendel handmatig in deze stand wordt gehouden. Als de hendel wordt losgelaten, keert deze terug in stand A en worden de ruitenwissers automatisch uitgeschakeld.
BELANGRIJK Bij ingeschakelde ruitenwissers, wordt bij het inschakelen van de achteruit ook de achterruitwisser automatisch ingeschakeld.
Gebruik de ruitenwissers nooit om opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit te verwijderen. In dergelijke omstandigheden wordt bij overbelasting van de ruitenwissers de beveiliging ingeschakeld, waardoor de ruitenwissers enkele seconden worden uitgeschakeld.Als hierna de ruitenwissers niet meer werken, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk. |
"Automatische wis-/wasregeling"fig. 38
Trek de hendel naar het stuur (onstabiele stand) om de ruitensproeier in te schakelen.
Houd de hendel aangetrokken om met één beweging van de ruitenwissers/-sproeiers in te schakelen, de ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de hendel langer dan een halve seconde naar het stuurwiel wordt aangetrokken.
Na het loslaten van de hendel blijven de ruitenwissers nog enkele wisslagen werken; na enkele seconden volgt nog een extra wissslag.
REGENSENSOR (voor bepaalde versies/markten)
De regensensor A fig. 39 bevindt zich achter de achteruitkijkspiegel, staat in contact met de voorruit en zorgt ervoor dat de frequentie van de slagen van de ruitenwissers, bij het wissen met interval, automatisch wordt aangepast aan de regenintensiteit op de ruit.
De sensor heeft een regelbereik dat oplopend varieert van uitgeschakelde ruitenwissers (geen wisslagen) als de ruit droog is, tot ruitenwissers die ingeschakeld worden op de eerste continue snelheid (langzaam continu wissen) bij hevige regen.
Inschakelen
Breng de rechter hendel een stand omlaag.
De inschakeling van de regensensor wordt aangegeven door een "wisslag" van de ruitenwissers.
BELANGRIJK Houd de ruit rond de sensor schoon.
Als de draaischakelaar F fig. 37 wordt bediend, kan de gevoeligheid van de regensensor verhoogd worden, waardoor de overgang van stilstaande ruitenwissers (geen wisslagen) bij een droge ruit, naar de eerste snelheid (langzaam continu wissen) sneller plaatsvindt.
Als de gevoeligheid van de regensensor verhoogd wordt, maken de ruitenwissers één wisslag.
Als de ruitensproeiers worden bediend bij ingeschakelde regensensor, dan werkt de normale reinigingscyclus. Daarna wordt de normale automatische werking van de regensensor hervat.
Uitschakelen
Draai de contactsleutel in de stand STOP.
Als de motor weer gestart wordt (sleutel op MAR), wordt de sensor niet opnieuw ingeschakeld, zelfs niet als de hendel op B fig. 37 staat. Om de sensor in te schakelen, de hendel op stand A of C zetten en dan terug in stand B.
De inschakeling van de regensensor wordt aangegeven door minstens een wisslag ook al is de ruit droog.
Schakel de regensensor nooit in tijdens een schoonmaakbeurt in een wastunnel. |
Zorg ervoor dat het systeem is uitgeschakeld als er ijs op de voorruit zit. |
BELANGRIJK Zorg ervoor dat het systeem is uitgeschakeld als de voorruit schoongemaakt wordt. |
ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER
De ruitenwissers kunnen alleen werken met de contactsleutel in de stand MAR. Deze functie wordt uitgeschakeld zodra de hendel wordt losgelaten.
Zet de draaischakelaar A fig. 40 van stand in
stand
om de achterruitwisser als volgt in te
schakelen:
Bij ingeschakelde ruitenwissers voor en als in de achteruit is geschakeld, werkt de achterruitwisser continu. Door de hendel naar het dashboard te trekken (onstabiele stand), wordt de achterruitsproeier ingeschakeld.
Als de hendel ten minste een halve seconde in deze stand wordt gehouden, dan wordt ook de achterruitwisser ingeschakeld. Door de hendel los te laten, wordt de automatische wis-/wasregeling ingeschakeld, net als voor de ruitenwissers voor.
KOPLAMPSPROEIERS (voor bepaalde versies/markten)
De koplampsproeiers fig. 41 zijn verzonken, d.w.z. in de voorbumper gemonteerd en worden ingeschakeld wanneer bij ingschakeld dimlicht en/of grootlicht de ruitensproeiers worden ingeschakeld.
BELANGRIJK Controleer regelmatig de werking en de aanwezigheid van vuil in de koplampsproeiers.
Gebruik de achterruitwisser nooit om opgehoopte sneeuw of ijs
te verwijderen.
In dergelijke omstandigheden wordt bij overbelasting van de ruitenwisser de beveiliging ingeschakeld,waardoor de ruitenwisser enkele seconden wordt uitgeschakeld.Als hierna de ruitenwissers niet meer werken, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk. |
Met de linkerhendel fig. 33 kan de buitenverlichting bediend worden. De buitenverlichting kan alleen worden ingeschakeld met de contactsleutel in de stand MAR. VERLICHTING UIT Draaischakelaar i ...
(voor bepaalde versies/markten) Dit is een elektronisch geregeld hulpsysteem, waarmee de auto (bij een snelheid boven 30 km/h) op lange, rechte en droge wegen met weinig veranderingen qua rijomst ...
Lexus CT 200h Instructieboekje (2011-2017). Bedieningspaneel
■ Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Druk op
om
de temperatuur te verhogen en op om
de temperatuur
te verlagen.
■ Wijzigen van de instelling van de aanjagersnelheid
Druk o ...
Mazda 3 (BM/BN) Instructieboekje (2013-2019). Aanbevolen olie
Voor het behouden van de onderhoudsinterval en ter bescherming
van de motor tegen beschadiging door slechte smering, is het van vitaal
belang gebruik te maken van motorolie met de juiste specifica ...