Mazda 3 (BM/BN) Instructieboekje (2013-2019): Dodehoekmonitor (BSM)

De dodehoekmonitor (BSM) is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het controleren van het gebied aan de achterzijde van de auto aan beide kanten tijdens het veranderen van rijstrook, door de bestuurder te attenderen op de aanwezigheid van voertuigen die op een naastgelegen rijstrook van achteren naderen.

De dodehoekmonitor (BSM) detecteert voertuigen die van achteren naderen bij het rijden in voorwaartse richting met een snelheid van 30 km/h of hoger en attendeert de bestuurder door het oplichten van het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje en het weergeven van het voertuigdetectiescherm (voertuigen met Active Driving Display).

Als de richtingaanwijzerhendel wordt bediend voor het aangeven van een rijstrookverandering in de richting waarin het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje oplicht en het naderende voertuig wordt gedetecteerd, attendeert de dodehoekmonitor (BSM) de bestuurder op een mogelijk gevaar door het oplichten van het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje, het activeren van een waarschuwingsgeluid en de weergave van een waarschuwingsindicatie op het scherm (voertuigen met Active Driving Display).

Het detectiegebied van dit systeem beslaat de rijstroken aan beide zijden van de auto en vanaf de achterzijde van beide voorportieren tot ongeveer 50 m achter de auto.

Dodehoekmonitor (BSM)

WAARSCHUWING

Controleer altijd visueel de omgeving alvorens de rijstrookverandering daadwerkelijk uit te voeren: Het systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te helpen op achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde beperkingen ten aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje, het waarschuwingsgeluid en de weergave van een waarschuwingsindicatie op het scherm niet of met vertraging wordt geactiveerd, alhoewel er zich een voertuig in de naastgelegen rijstrook bevindt. Neem het als bestuurder altijd tot uw verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend verkeer.

 

OPMERKING

  • De dodehoekmonitor (BSM) functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
  • Het contact op ON wordt gezet.
  • Het dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje in de instrumentengroep is uit.
  • De rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger.
  • De dodehoekmonitor (BSM) zal onder de volgende omstandigheden niet functioneren.
  • De rijsnelheid valt terug tot beneden ongeveer 25 km/h alhoewel het dodehoekmonitor (BSM) OFF schakelaarindicatielampje uit is.
  • De versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel (automatische transmissie) wordt in de achteruitstand (R) gezet en de auto rijdt achteruit.
  • In de volgende gevallen gaat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatie/ waarschuwingslampje branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda reparateur inspecteren als de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatie/waarschuwingslampje blijft branden.
  • Er wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampjes.
  • Er is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
  • Er heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de achterbumper.
  • Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
  • De temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
  • De accuspanning is afgenomen.
  • Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
  • Er bevindt zich een voertuig in het opsporingsgebied aan de achterzijde op een naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. De dodehoekmonitor (BSM) beoordeelt de situatie op basis van radardetectiegegevens.
  • Er rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde snelheid.
  • Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
  • Een voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.
  • Er bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld op de breedte van snelwegen.
  • In de volgende gevallen bestaat de kans dat het knipperen van het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje, de activering van het waarschuwingsgeluid en de weergave van de waarschuwingsindicatie op het scherm niet of vertraagd plaatsvindt.
  • Een voertuig verandert van de huidige rijstrook naar een naastgelegen rijstrook twee rijstroken verder.
  • Rijden op steile hellingen.
  • Rijden over de top van een heuvel of bergpas.
  • Bij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).
  • Wanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.
  • Het systeem functioneert direct na het indrukken van de dodehoekmonitor (BSM) OFF schakelaar.
  • Als de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen twee rijstroken verder bespeurd worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld overeenkomstig de breedte van snelwegen.
  • Het is mogelijk dat het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje gaat branden en dat het voertuigdetectiescherm in de display wordt weergegeven in reactie op stilstaande objecten (vangrails, tunnels, zijwanden en geparkeerde voertuigen) op of langs de weg.

Dodehoekmonitor (BSM)

  • De kans bestaat dat een dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje gaat knipperen of dat de waarschuwingszoemer enkele malen wordt geactiveerd bij het afslaan op een kruising in een stad.
  • Schakel de dodehoekmonitor (BSM) uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting zoals een fietsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd.

    Anders zullen de radiogolven van de radar geblokkeerd raken waardoor het systeem niet meer normaal zal functioneren.

  • In de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampjes die op de portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/knipperen.
  • Wanneer de portierspiegels bedekt zijn met sneeuw of ijs.
  • Wanneer de voorportierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder.
  • Het systeem schakelt over naar de functie van het achteruitrijwaarschuwingssysteem wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel (automatische transmissie) in de achteruitstand (R) gezet wordt.

    Zie Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA).

Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampjes/Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingszoemer

Het dodehoekmonitor (BSM) of achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) attendeert de bestuurder op de aanwezigheid van voertuigen in naastgelegen rijstroken of aan de achterzijde van de auto met behulp van het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje, het waarschuwingsgeluid en de display-indicator (voertuigen met Active Driving Display) wanneer de systemen operationeel zijn.

Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampjes

De dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampjes zijn aangebracht op de linker en rechter portierspiegels. De waarschuwingsindicatielampjes gaan branden wanneer een voertuig wordt bespeurd dat op een naastgelegen rijstrook van achteren nadert.

Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampjes

Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaat het waarschuwingsindicatielampje kortstondig branden en vervolgens na enkele seconden uit.

Vooruit rijden (Werking van dodehoekmonitor (BSM))

De dodehoekmonitor (BSM) bespeurt voertuigen die van achteren naderen en schakelt al naargelang de situatie de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampjes in die aangebracht zijn op de portierspiegels. En als een dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje brandt en de richtingaanwijzerhendel wordt bediend voor het aangeven van een richtingverandering in de richting waarvoor het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje brandt, gaat het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje knipperen.

Achteruit rijden (Werking van achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA))

Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) bespeurt voertuigen die uw auto vanaf de linker- en rechterzijde naderen en laat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampjes knipperen.

Functie voor uitschakelen van de verlichtingsdimmer

Als de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampjes gaan branden wanneer de positielampen zijn ingeschakeld, wordt de helderheid van de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampjes gedimd.

Als de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampjes moeilijk te zien zijn als gevolg van verblinding door het licht van de omgeving bij het rijden op met sneeuw bedekte wegen of bij mist, op de dimmeruitschakeltoets drukken om de dimmer uit te schakelen en de helderheid van de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampjes te vergroten wanneer deze gaan branden.

Zie Instrumentenpaneelverlichting.

Display-indicator (Voertuigen met Active Driving Display)

Wanneer de auto in voorwaartse richting rijdt, wordt het gedetecteerde naderende voertuig en de waarschuwing in de Active Driving Display getoond (Dodehoekmonitor (BSM) operationeel).

Display-indicator (Voertuigen met Active Driving Display)

Wanneer een naderend voertuig wordt gedetecteerd, wordt de gedetecteerde richting getoond met behulp van een detectieindicator (wit). Bovendien, als een voertuig is gedetecteerd en de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om een verandering van rijstrook aan te geven, verandert de waarschuwingsindicator op de display van kleur (oranje).

Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingszoemer

De dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingszoemer wordt geactiveerd gelijktijdig met het knipperen van een dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatielampje.

Annuleren van de werking van de dodehoekmonitor (BSM)

De systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) worden uitgeschakeld en het dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje in de instrumentengroep gaat branden.

Voertuigen met dodehoekmonitor (BSM) schakelaar

Wanneer de dodehoekmonitor (BSM) schakelaar wordt ingedrukt, worden de systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) uitgeschakeld en gaat het dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje in de instrumentengroep branden.

Voertuigen met dodehoekmonitor (BSM) schakelaar

Als de schakelaar nogmaals wordt ingedrukt, worden de systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) geactiveerd en gaat het dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje uit.

OPMERKING Wanneer het contact op OFF wordt gezet, wordt de systeemtoestand aangehouden die bestond alvorens deze werd uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld het contact op OFF wordt gezet terwijl de systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) geactiveerd zijn, blijven de systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) geactiveerd wanneer het contact de volgende keer op ON wordt geze

Voertuigen zonder dodehoekmonitor (BSM) schakelaar

Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) kan op buiten werking ingesteld worden.

Zie Gebruikersinstellingen.

Wanneer de dodehoekmonitor (BSM) op buiten werking is gesteld, worden de systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) uitgeschakeld en gaat het dodehoekmonitor (BSM) OFF indicatielampje in de instrumentengroep branden.

OPMERKING Wanneer het contact op OFF wordt gezet, wordt de systeemtoestand aangehouden die bestond alvorens deze werd uitgeschakeld. Bijvoorbeeld, als het contact op OFF wordt gezet terwijl de BSM en RCTA systemen operationeel zijn, blijven de BSM en RCTA systemen operationeel de volgende keer dat het contact op ON wordt gezet.

    Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)

    Het LDWS waarschuwt de bestuurder dat de auto van zijn rijstrook afwijkt. Als de witte (gele) strepen op de rijstrook met behulp van de vooruitrijcamera (FSC) worden gedetecteerd en het systeem be ...

    Verkeersbordherkenningsysteem (TSR)

    Het verkeersbordherkenningsysteem (TSR) helpt de bestuurder te voorkomen dat verkeersborden over het hoofd worden gezien en biedt ondersteuning voor veilig rijden door tijdens het rijden op de Act ...

    Zie ook:

    Mazda 3 (BM/BN) Instructieboekje (2013-2019). Richtingaanwijzers en signalen voor rijbaanverandering
    Voor gebruik van de richtingaanwijzer en het signaal voor rijbaanverandering moet het contact op ON staan. Richtingaanwijzers Beweeg de richtingaanwijzerhendel naar beneden (voor een bocht naar li ...

    Chevrolet Cruze (J300) Instructieboekje (2008-2016). Portieren
    Bagageruimte Achterklep Openen 5-deurs hatchback, stationwagon Na het ontgrendelen duw op de knop onder de handgreep of onder sierlijst van de achterklep en opent u de achterklep. 4-deurs ...

    Auto modellen:

    © 2021-2025 Alle rechten voorbehouden www.cmodellen.nl