Chevrolet Cruze (J300) Instructieboekje (2008-2016): Starten en bediening

Nieuwe auto inrijden

Houd u de eerste paar honderd kilometer aan het onderstaande om de prestaties en het brandstofverbruik van uw auto te verbeteren en te zorgen dat deze langer meegaat:

  • Niet volgas wegrijden.
  • De motor niet te hoge toeren laten maken.
  • Niet abrupt remmen, tenzij er sprake is van een noodsituatie. Zo kunnen de remmen goed op elkaar inslijten.
  • Abrupt remmen en optrekken alsmede lange ritten op hoge snelheden vermijden om schade aan de motor tegen te gaan en brandstof te besparen.
  • Niet volgas optrekken in een lage versnelling.
  • Geen andere voertuigen slepen.

Contactslotstanden

Contactslotstanden

0 = Contact uit

1 = Contact uit, stuurslot opgeheven

2 = Contact aan, bij dieselmotor: voorgloeien

3 = Starten

Motor starten

Motor starten met contactslot

Motor starten met contactslot

  • Sleutel in stand 1 draaien. Stuur iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen
  • Handgeschakelde versnellingsbak: koppelingpedaal indrukken en vasthouden
  • Automatische versnellingsbak: rempedaal indrukken en vasthouden en keuzehendel in stand P of N zetten
  • Geen gas geven
  • Dieselmotor: draai de sleutel naar de stand 2 voor het voorgloeien totdat de controlelamp dooft
  • Sleutel in standdraaien en loslaten wanneer motor draait

Om de motor opnieuw te starten of deze af te zetten, sleutel in het contactslot eerst terugdraaien naar stand 0.

Tijdens een Autostop kan de motor gestart worden door het koppelingspedaal in te trappen.

Motor starten met de Start/Stoptoets

Motor starten met de Start/Stoptoets

  • De elektronische sleutel moet in de auto aanwezig zijn
  • Handgeschakelde versnellingsbak: koppelings- en rempedaal intrappen
  • Automatische transmissie: rempedaal indrukken en keuzehendel in stand P of N zetten (ten behoeve van de veiligheid, motor in P starten)
  • Geen gas geven
  • Op de Start/Stop-knop drukken en loslaten wanneer motor draait. De groene led gaat branden zodra de motor loopt

Motor uitschakelen door weer op de knop te drukken.

Motor uitschakelen

Druk bij draaiende motor en stilstaande auto op de Start/Stop-knop om de motor uit te schakelen.

Accessoirestand

Druk één keer op de Start/Stop-knop, zonder koppelings- of rempedaal in te drukken: De accessoirestand is geactiveerd, de gele LED in de knop gaat branden. In deze stand is het stuurslot ontgrendeld en werken enkele elektrische functies.

Om de motor te starten vanuit de accessoirestand, het koppelingspedaal (handgeschakelde versnellingsbak) of het rempedaal (automatische versnellingsbak) indrukken en nog een keer op de Start/Stop-knop drukken.

Contactstand

De Start/Stop-knop indrukken en 5 seconden vasthouden, zonder het koppelings- of rempedaal in te drukken: De contactstand is geactiveerd, de groene LED in de knop gaat branden.

In deze stand werken alle elektrische functies en wordt een dieselmotor voorgegloeid.

Om de motor te starten vanuit de contactstand, het koppelingspedaal (handgeschakelde versnellingsbak) of het rempedaal (automatische versnellingsbak) indrukken en nog een keer op de Start/Stop-knop drukken.

Let op Leg de handzender niet in de bagageruimte of dicht bij het Info-Display.

Noodbediening

Is de batterij van de elektronische sleutel bijna leeg of werkt de afstandsbediening niet, kan het bestuurdersportier worden afgesloten en geopend met de mechanische sleutel.

Met de mechanische sleutel kunt u alleen het bestuurdersportier vergrendelen of ontgrendelen. Auto volledig ontgrendelen. Bij auto's met een diefstalalarmsysteem kan tijdens het ontgrendelen het alarm afgaan. Zet het alarm af door het contact in te schakelen.

Rijden en bediening

Open de afdekking onder in de bekerhouder van de middenconsole.

Schuif de elektronische sleutel uit en steek deze in het sleutelgat.

Druk op de knop Start/Stop.

Voor het afzetten van de motor de Start/Stop-toets minstens 2 seconden indrukken.

Bestuurdersportier met de mechanische sleutel vergrendelen. Auto volledig vergrendelen.

Deze mogelijkheid is alleen bestemd voor noodgevallen. De hulp van een werkplaats inroepen.

De auto starten bij lage temperaturen

De motor starten zonder extra verwarmingselementen is mogelijk tot -27 °С. Vereist wordt een motorolie met de juiste viscositeit, de juiste brandstof, uitgevoerd onderhoud en een voldoende geladen accu. Bij temperaturen onder - 27 °C heeft de automatische versnellingsbak een opwarmfase van ca. 5 minuten nodig.

De keuzehendel moet in stand P staan.

Uitrol-brandstofafsluiter

De brandstoftoevoer wordt automatisch afgesloten bij het uitrollen, d.w.z. wanneer u met een ingeschakelde versnelling onder het rijden het gas loslaat.

Stop/Start-systeem

Het Stop/Start-systeem helpt brandstof besparen en uitlaatemissies beperken.

Wanneer de omstandigheden het toelaten, schakelt het de motor uit van zodra de auto langzaam rijdt of stilstaat, bijv. voor een verkeerslicht of in een file. Het start de motor automatisch zodra u het koppelingspedaal bedient. Een accusensor zorgt ervoor dat een Autostop alleen wordt uitgevoerd, wanneer de accu voldoende geladen is om te kunnen herstarten.

Activering

Het stop-startsysteem is beschikbaar van zodra de motor is gestart, de auto is vertrokken en er aan de hieronder opgegeven omstandigheden voldaan is.

Deactivering

Deactivering

Schakel het stop-startsysteem manueel uit door op de ECO-knop te drukken.

De uitschakeling wordt aangeduid wanneer de led in de knop uitgaat.

Autostop

Als de auto langzaam rijdt of stilstaat, activeer dan een Autostop zoals hieronder beschreven:

  • Bedien het koppelingspedaal
  • Zet de hendel in de neutraalstand
  • Laat het koppelingspedaal los

De motor wordt afgezet terwijl het contact ingeschakeld blijft.

Deactivering

Een Autostop wordt aangegeven door de naald op de AUTOSTOP-positie in de toerenteller.

Tijdens een Autostop blijven de verwarming en remmen normaal werken.

Voorzichtig Tijdens een Autostop kan de stuurbekrachtiging verminderd werken.

Voorwaarden voor een Autostop

Het Stop/Start-systeem controleert of aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan.

  • Het stop-startsysteem is niet manueel uitgeschakeld
  • de motorkap is volledig gesloten
  • het bestuurdersportier is gesloten of de veiligheidsgordel van de bestuurder is vastgemaakt
  • de accu is voldoende geladen en in goede staat
  • de motor is opgewarmd
  • de koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog
  • de temperatuur van de uitlaatgassen is niet te hoog, bijv. na ritten met een hoge motorbelasting
  • de omgevingstemperatuur is niet te laag
  • de klimaatregeling laat een Autostop toe
  • het remvacuüm is voldoende
  • de zelfreinigende functie van het roetfilter is niet actief
  • de auto is verreden sinds de laatste Autostop

Anders is een Autostop niet mogelijk.

Buitentemperaturen rond het vriespunt kunnen een Autostop verhinderen.

Bepaalde instellingen van het aircosysteem kunnen een Autostop verhinderen.

Raadpleeg het hoofdstuk van de airco voor meer details.

Onmiddellijk na een snelwegrit kan mogelijk geen Autostop plaatsvinden.

Nieuwe auto inrijden.

Accubeveiliging

Om het betrouwbaar herstarten van de motor te garanderen, zijn er verschillende ontlaadbeveiligingen van de accu ingevoerd als onderdeel van het Stop/Start-systeem.

Stroombesparingsmaatregelen

Tijdens een Autostop worden verschillende elektrische functies zoals de extra elektrische verwarmer of de achterruitverwarming uitgeschakeld of in een stroombesparingsmodus gezet. De ventilatorsnelheid van het aircosysteem wordt verlaagd om stroom te besparen.

Herstarten van de motor door de bestuurder

Trap het koppelingspedaal in om de motor te herstarten.

Het starten van de motor wordt aangeduid door de naald van de stationaire toerentalstand op de toerenteller.

Als de keuzehendel uit neutraal is gehaald voordat u de koppeling hebt bediend, gaat het lampje branden of wordt het als symbool weergegeven op het Driver Information Center.

Controlelamp .

Herstarten van de motor door het stop-startsysteem

De keuzehendel moet in neutraal staan om automatisch herstarten mogelijk te maken.

Als een van de volgende omstandigheden zich voordoet tijdens een Autostop, dan zal de motor automatisch door het Stop/Start-systeem worden herstart.

  • Het stop-startsysteem is manueel uitgeschakeld
  • de motorkap is open
  • de veiligheidsgordel van de bestuurders is losgemaakt en het bestuurdersportier is geopend
  • de motortemperatuur is te laag
  • de accu is ontladen
  • het remvacuüm is niet voldoende
  • de auto begint te rijden
  • het aircosysteem vereist het starten van de motor
  • de airconditioning wordt handmatig ingeschakeld

Als de motorkap niet volledig gesloten is, verschijnt een waarschuwingsbericht op het Driver Information Center en de controlelamp gaat branden.

Controlelamp .

Als een elektrisch accessoire, bijv.

een draagbare cd-speler op de elektrische aansluiting is aangesloten, merkt u mogelijk een korte spanningsdaling tijdens het herstarten.

Parkeren

  • De auto niet op een licht ontvlambare ondergrond parkeren. De ondergrond kan door de hoge temperatuur van het uitlaatgassysteem mogelijk vlam vatten.
  • Handrem altijd zonder indrukken van de ontgrendelingsknop stevig aantrekken. Op aflopende of oplopende hellingen zo stevig mogelijk.

    Trap tegelijkertijd de rem in om de bedieningskracht te verminderen.

  • Motor en contact uitschakelen.

    Stuurwiel verdraaien totdat het stuurslot vergrendelt.

  • Wanneer de auto vlak of op een oplopende helling staat, dan voor het uitschakelen van het contact de eerste versnelling inschakelen of de keuzehendel in stand P zetten.

    Op een oplopende helling bovendien de voorwielen van de stoeprand wegdraaien.

    Wanneer de auto op een aflopende helling staat, dan voor het uitschakelen van het contact de achteruitversnelling inschakelen of de keuzehendel in stand P zetten. Bovendien de voorwielen naar de stoeprand toedraaien.

  • Vergrendel de auto en activeer het alarmsysteem.

    Rijtips

    Controle over de auto Nooit laten vrijlopen wanneer de motor niet draait (uitgezonderd tijdens Autostop) In deze toestand werken veel systemen niet (bijv. rembekrachtiging, stuurbekrachtigin ...

    Uitlaatgassen

    Gevaar Motoruitlaatgassen bevatten het giftige en bovendien kleur- en geurloze koolmonoxide dat bij inademen levensgevaarlijk kan zijn. Wanneer uitlaatgassen in de passagie ...

    Zie ook:

    Fiat Bravo II Instructieboekje (2007-2016). Carrosserie
    BESCHERMINGTEGENATMOSFERISCHE INVLOEDEN De belangrijkste oorzaken van roest zijn: luchtverontreiniging; het zoutgehalte in de lucht en de luchtvochtigheid (gebieden aan zee of een warm en vo ...

    Lexus CT 200h Instructieboekje (2011-2017). Koplampsproeierschakelaar
    De koplampen kunnen worden gereinigd door er ruitensproeiervloeistof op te spuiten. Druk op de toets om de koplampen te reinigen. ■ De koplampsproeiers kunnen worden bediend als Het con ...

    Auto modellen:

    © 2021-2025 Alle rechten voorbehouden www.cmodellen.nl